Bijten ze?

Gepubliceerd op 17/12/2019

Op donderdag 23 april 2015 kwamen enkele leden van BFSO op de Heizel samen voor een bezoek aan de grootste visserijbeurs ter wereld: SEAFOOD Expo. Het is naar aanleiding van deze beurs dat ik besliste om deel te nemen aan het congres over kwaliteit en veiligheid van visserijproducten (QSPA) in Boulogne-sur-Mer van 17 tot en met 19 juni, georganiseerd door het Franse nationale agentschap voor de veiligheid van de voedselketen, het milieu en werk (ANSES).

Bijten ze? Goeie vangst?

Op donderdag 23 april 2015 kwamen enkele leden van BFSO op de Heizel samen voor een bezoek aan de grootste visserijbeurs ter wereld: SEAFOOD Expo. Op deze expo komen elk jaar producenten en vertegenwoordigers uit de hele visserijsector samen. En al die vis, afkomstig uit alle uithoeken van de wereld, samen zien is echt indrukwekkend. In de wandelgangen kwamen we naast onze eigen Noordzeevissers ook vertegenwoordigers tegen uit India, Ierland, Japan en de Verenigde Staten van Amerika.

Op elke stand verzekerden de exposanten ons telkens opnieuw van de beste garanties in hun categorie. Er was écht voor elk wat wils. We konden het proeven dan ook niet laten tijdens onze rondgang en maakten zo kennis met hele nieuwe, en soms zeer verrassende, smaken. Dankzij deze “wereldbeurs”, konden we zonder schroom nieuwe culturen en gewoonten leren kennen.

We hebben natuurlijk veel meer beleefd dan het proeven van de creaties van de chefs in hun lokale keuken. Er waren ook seminaries en standen met hoog technologisch materiaal en scheepsuitrusting om vis, schaaldieren en andere visserijproducten direct na de vangst onder ideale omstandigheden te verpakken en bewaren op zee. En uiteraard was er ook een bijzondere aandacht voor exposanten die de nadruk legden op de kwaliteit van het zeewater. Bovendien konden we ook een bezoek brengen aan de stand van Bureau Veritas Group, een certificeringinstelling op wereldvlak. Onze collega van Quality Partner, Emilie Gorloo, heeft er zeer goede contacten kunnen leggen. Tijdens ons bezoek aan deze visserijbeurs zagen we ook dat het Franse “label Rouge” zich niet enkel beperkt tot gevogelte, maar ook wordt gebruikt in de visserijsector. Producten met een Label Rouge staan garant voor een superieure kwaliteit in vergelijking met de soortgelijke commerciële producten. Het logo wordt immers alleen toegekend aan producten waarvoor, tijdens de productie, een strikt lastenboek werd gevolgd.

Het is naar aanleiding van deze beurs dat ik besliste om deel te nemen aan het congres over kwaliteit en veiligheid van visserijproducten (QSPA) in Boulogne-sur-Mer van 17 tot en met 19 juni,  georganiseerd door het Franse nationale agentschap voor de veiligheid van de voedselketen, het milieu en werk (ANSES).

Door ongevallen, files en wegenwerken verliep het verkeer erg moeizaam en was een hele opgave om tot aan de juiste locatie in de haven te geraken. Aangekomen op de plaats van bestemming  bleek de keuze van deze locatie heel bewust; naast een universitaire campus en een laboratorium van ANSES, is dit ook de ontmoetingsplaats (lees : zakencentrum)  tussen producenten en fabrikanten van visserijproducten  en  de talloze vissers. Ik besef dan ook vrij vlug dat de bewoners van het dorp Boulogne-sur-Mer leven van de lokale visvangst.

Tijdens de eerste namiddagsessie werd het belang benadrukt van het behoud van een goed evenwicht tussen de visserijproducten enerzijds en de beschikbare technologische innovaties om de vis zo goed mogelijk te kunnen bewaren anderzijds aangezien het grootste deel van de visvangst wordt gebruikt voor latere verwerking. Voor een goede opvolging van de handel goed, werd het belang van een goede traceerbaarheid en analysemethodes inzake identificatie ook nog eens extra toegelicht. Nieuwe ontwikkelingen en onderzoeken hebben ervoor gezorgd dat fraude en illegale vispraktijken goed opgespoord kunnen worden. Zo heeft de Ierse studie van Mariani in 2010 (http://cordis.europa.eu/news/rcn/32023_en.html) aangetoond dat zo’n 25% van de vis die werd verkocht als kabeljauw, eigenlijk geen kabeljauw was. Men vermoedde ook dat de fabrikanten bewust foutief etiketteerden. Naar aanleiding van dit soort studies, werd de aard van het product opgenomen in een DNA barcode. Dankzij deze techniek heeft men in 2014 kunnen aantonen dat het foutief etiketteren in Frankrijk bijna niet meer voorkomt (nog bij ongeveer 3,5% van de gevallen waarvan voornamelijk blauwvintonijn).

Het project “Labelfish”, dat voor 65% gefinancierd wordt door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (FEDER), legt zich toe op de tracering en etikettering van vis en visserijproducten (binnen Europa verplicht sinds 2005). Het correct toepassen van de wetgeving vraagt een aangepaste analysemethode en verwerking van de traceringsgegevens. Het is immers niet alleen belangrijk om de soorten te kunnen identificeren maar ook de commerciële subcategorieën ervan.  De laatste jaren heeft de genetische identificatie van commerciële vissoorten een opvallende vooruitgang geboekt, maar de standaardisering van de methodes die in Europese laboratoria gebruikt wordt,  is wel voor verbetering vatbaar. Labelfish is vanuit dit standpunt vertrokken  om een netwerk van labo’s uit te bouwen om niet alleen nieuwe standaardmethodes ontwikkelen en valideren, maar ook om een databank met DNA-sequenties aan te leggen waarvan de gegevens uiteindelijk overgenomen kunnen worden op de “Fish Barcode”. Dit “Fish Trace” project wordt gesteund door zeven Europese landen. In Frankrijk zijn het het Franse onderzoeksinstituut voor de exploitatie van de zee (Ifremer) en het laboratorium van Marseille van de openbare dienst van laboratoria (SCL) van de generale directie voor concurrentiebeding, consumptie en fraudebestrijding (DGCCRF) die deelnamen aan het project. Labelfish heeft ook bijgedragen tot het vaststellen van minimale etiketteringseisen voor de consument. Zo zal de consument bij verse vis steeds kunnen terugvinden uit welke zone of regio de vis afkomstig is (zeeën en oceanen worden op wereldvlak opgesplitst in verschillende zones of regio’s nvdr.), naast de commerciële naam zal ook de wetenschappelijke benaming vermeld worden alsook de vis- en productiemethodes (in het wild gevangen of gekweekt (aquacultuur)). Daarnaast zijn op voorverpakte vis ook de algemene etiketteringsnormen van toepassing zoals de bewaartemperatuur en de uiterste verbruiksdatum, allergeneninformatie en eventueel de vermelding dat de aangeboden vis een ontdooid product betreft.

Olivier Donard, professor aan de universiteit van Pau, gaf een lezing over het belang van lood en kwik als leidraad voor de traceerbaarheid van blauwvintonijn. Deze zware metalen zijn de grootste vijanden voor het leven in de onderwaterwereld. Anderzijds is er ook een niet te verwaarlozen verband tussen de aanwezigheid van bepaalde isotopen van strontium en hun negatieve werking op otolieten (stuctuur in het binnenoor van vissen) bij zalm. Een studie heeft aangetoond dat zalm beschikt over een zeer nauwkeurige geolocalisator. Slechts 7% van de bestudeerde vissen konden tijdens de tocht stroomopwaarts hun herkomstrivier niet terugvinden. En dankzij oesters en de hierin gemeten isotopen van lood kunnen er specifieke parameters worden opgesteld om omgevingen te identificeren. Oesters verplaatsen zich immers nauwelijks en beschikken over een zeer groot filtratievermogen. Zware metalen zijn zeer stabiel wat toelaat om hun verschillende isotopen vrij makkelijk in kaart te brengen. Het resultaat van de in kaart gebrachte isotopen wordt trouwens ook gebruikt in de wijnbouw. Wijnbouwers die grands crus produceren hebben immers veel baat bij deze studies aangezien een slechte productie kan leiden tot grote verliezen.

De volgende spreker van de eerste dag was Thierry Grard, professor aan universiteit Littoral de la Côte d’Opal (ULCO). In 2013 startte hij een onderzoek naar fraude op vlak van identificatie en kwalificatie van tonijnsoorten in conserven. Mevrouw Aina Randrianantoandro van het kantoor van de FAO (Food and Agriculture Organization of the United Nations) in Rome legde ons uit dat hun activiteiten bepaald worden aan de hand van strategische doelstellingen zoals voedselveiligheid en het ondersteunen van duurzame landbouw in ontwikkelingslanden. Om de kennis over goede productietechnieken over te brengen heeft de FAO geholpen bij de ontwikkeling van de FTT-techniek (indirect roken van vis ) in Ivoorkust.  De nood aan deze ontwikkeling kwam er naar aanleiding van het exportverbod van wilde vis gevangen in deze regio omdat deze vis een te hoog gehalte aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) bevatten. De laatste spreekster van de dag was mevrouw Charlotte Grastilleur, hoofd van het bureau van (zee)waterproducten en bevoegd voor de voedselveiligheid van de generale directie voor voeding (DGAL). Ze gaf een overzicht van de knelpunten op vlak van hygiëne aan de hand van de Franse en Europese regelgeving en meer bijzonder met betrekking tot de wetgeving betreffende visserijproducten. Ze haalde ook nog eens het belang van nieuwe Europese wetten aan gezien de gevorderde en permanente vooruitgang op vlak van technologische ontwikkeling van machines, materiaal en bewaring van vis zoals “chilling” en dieptekoeling. Er werd eveneens ingegaan op de huidige hervormingen op vlak van epidemiologie in samenwerking met het “Institut Français de Recherche pour l'Exploitation de la Mer” (Ifremer) en de kustwaterkwaliteit. Dit water wordt geklasseerd volgens zone A, B of C al naargelang de aanwezigheid van E. Coli bacteriën.

Als afsluiter werden we verwacht op een receptie in het stadhuis van Boulogne-sur-Mer. De eerste assistente van de burgemeester nam er het woord en hield een typisch Franse toespraak met veel dankbetuigingen. Ze wees nogmaals het belang van de visvangst voor de economie van de stad. De haven heeft een centrale ligging en wordt overschaduwd door de grote stadsmuren die in de XIIIe eeuw opgetrokken werden. Het Belfort is het oudste monument van Boulogne en werd in 2005 uitgeroepen tot UNESCO werelderfgoed. De haven zelf is de belangrijkste van Frankrijk en Europees marktleider op vlak van de verwerking en distributie van visserijproducten. Er zijn meer dan 140 bedrijven gevestigd. Ons hotel werd in 1734 gebouwd rond het Belfort onder Louis XV aan het Godfried van Bouillonplein. Volgens de legende zou Godfried zijn kasteel in Bouillon verkocht hebben om de kruistochten voor de verovering van Jeruzalem onder de prins-bisschop van Luik te financieren.

De tweede dag van het congres ging over onderwerpen met betrekking tot chemische contaminatie zoals het gebruik van ijs, dat melkzuur of citroenzuur bevat, om schelvis en tongschar te stapelen en het effect hiervan op de verschillende zintuiglijke parameters. De heer Pierre Cresson van Ifremer had het over hoe zware metalen kunnen worden gebruikt als bioindicator, bijvoorbeeld als voedingsindicator omwille van hun effect op de oligotrofie (het vermogen van bepaalde levende organismen om te overleven in zeer voedselarme omstandigheden). Uiteindelijk kan op deze manier het verband tussen chemische contaminatie en milieuvervuiling aangetoond worden. Frédéric Hommet (ANSES) ging dieper in op het belang van het nationale referentielabo bij de analyse van pesticiden in levensmiddelen van dierlijke oorsprong zoals bvb. de controle op de aanwezigheid van diflubenzuron (insecticide/acaricide gebruikt in de fruitteelt, in boom- en sierplantenkwekerijen en in de bosbouw nvdr)  in in Frankrijk geïmporteerde kweekzalm. Nadien ging mevrouw Céline Nobah dieper in op het opstapelen van zware metalen in water en de afzetting in de zwaar vervuilde westelijke baai van het Afrikaanse Ivoorkust: Biétry. Mijnheer Mamadou Diop lichtte zijn studie toe over de contaminatie van weekdieren met metalen aan de Senegaleense kuststreek en mevrouw Morgane Danion (ANSES) had het over het effect van chronische verontreiniging door herbiciden op het immuunsysteem van de regenboogforel. Mevrouw Dominique Hervio Heath (Ifremer) bracht ons zijn onderzoek op potentieel schadelijke bacteriën en het norovirus in schelpdieren aan de kusten van Bretagne en Normandië. Mevrouw Graziella Bourdin (ANSES) stelde ons haar programma voor over het onderzoek en de typering van Listeria monocytogenes in garnalen. Sandrine Baron (ANSES) haalde het gebruik van antibiotica aan bij de visteelt en Franse studies uit 2014 voor het bepalen van de antibioticaresistentie bij vis. Mijnheer Nadir Dergal van de universiteit van Oran presenteerde ons zijn studie over een nieuwe analysemethode voor controle van de residuen van oxolinezuur (antibioticum) in tilapiavlees. Deze studie werd gerealiseerd in samenwerking met het laboratorium voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, faculteit diergeneeskunde van de universiteit van Luik. Maryse Bonin (ULCO) had het over detectiemethodes van de vibriobacteriën in zeeproducten. Mélanie Gay (ANSES) stelde haar actie “fish-parasites” voor, gebaseerd op de prevalentie en de identificatie van Anisakidae (wormachtige darmparasieten nvdr.) in aquacultuurproducten. Laurent Guillier (ANSES) stelde ons zijn schema voor waarop duidelijk geïllustreerd werd welk effect de temperatuur en een beschermende atmosfeer hebben op de groei en histamineproductie bij Morganella (enterobacterie) en Photobacterium damselae (gramnegatieve bacterie - ziekte bij vissen). Ronel Bire (ANSES) stelde ons zijn onderzoek voor op het gebruik van een al dan niet gerichte benadering voor het onderzoek van collectieve voedseltoxi-infecties die te maken hebben met de consumptie van zeevijgen (“zakpijpen” - Microcosmus sabatieri). Marina Nicolas (ANSES) bestudeerde de verspreiding van toxines bij schelpdieren die rechtstreeks verband houden met het efficiënt en hygiënisch schoonmaken van sint-jakobsschelpen. Tot slot illustreerde Julien Schaeffer (Ifremer) ons de impact van de besmetting  van schelpdieren door virussen tijdens het herstel van een waterzuiveringsinstallatie.

Deze lange maar leerzame dag werd afgerond met een galadiner in het gigantische aquarium van  Boulogne-sur-Mer. Nausicaa is de grootste aquarium van Europa die zich volledig toespitst op de kennis en relatie tussen mens en zee. Het telt meer dan duizend soorten en 36 000 dieren, waarvan meer dan 140 haaien, afkomstig uit de zee, uit zoet water en van op het land.

De derde dag werd ingezet door mijnheer Frédéric Gaumet van het Noorse Kruger Kaldnes. Dit bedrijf is gespecialiseerd in de bouw van innoverende waterzuiveringsinstallaties die gebruikt worden in de aquacultuur zoals de kweek van Noorse zalm. De afgevaardigde gaf ons meer uitleg over de ontwikkeling van gesloten systemen en de noodzaak van waterrecuperatie bij de groei van jonge zalm in zoet water vooraleer ze zich verplaatsen naar zee. Deze fase wordt “smolt production” genoemd. De grootste uitdaging voor deze industrie is de beschikbaarheid van grondstoffen, in dit geval is dat voornamelijk water. Het grootste voordeel van dit gesloten systeem ten opzichte van een open systeem is dat alle aanwezige parameters (water, lucht, voedsel) strikt geparametreerd, gekalibreerd en gecontroleerd kunnen worden. In het voorbeeld van een gesloten systeem dat ons wordt uitgelegd, wordt een bedrijf voorgesteld dat 5,3 miljoen smolt per jaar produceert en hiervoor 10 ton voedsel verbruikt per dag. In dit bedrijf circuleert 9600 m3 water per uur en wordt dagelijks 2,5 ton slib afgevoerd dat nadien verwerkt wordt als compost of biogas of in de landbouwproductie verwerkt wordt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de zalmproductie een van de belangrijkste bronnen is van de Noorse economie, enkel petroleum en gas zijn nog belangrijker.

De tweede spreker op de derde dag was Thierry Morin (ANSES). Hij had het over de uitdaging om te blijven streven naar een duurzame visvangst en hierbij de gezondheid van de vis niet in gedrang te brengen. Momenteel worden zo’n 600 soorten vis gekweekt in gevangenschap en dit getal blijft stijgen. Afgelopen 5 jaren is het volume van de productie gestegen met 35 procent en bedraagt deze ondertussen 90 miljoen ton per jaar. Mijnheer Morin legde de nadruk op de invloed van infectiefactoren en het milieu op de gezondheid van de vis en bijgevolg ook de mens. Om de evolutie van deze al dan niet gereglementeerde ziekten op te volgen, zijn diagnostische middelen en gevalideerde methodes noodzakelijk die toelaten om een gecertificeerd bewakingssysteem op punt te stellen. De aanwezigheid en evolutie van viraal materiaal zorgt ervoor dat er voortdurend nieuwe analysemethodes ontwikkeld worden. 40 jaar geleden startten de laboratoria van ANSES met het aanleggen van een “souchotheek” (een soort gegevensbank maar dan met echte virussen nvdr.) die ondertussen meer dan 60 virussoorten telt. De heer Sami Souissi van de universiteit van Lille mocht dit driedaags congres afsluiten. Hij lichtte een tipje van de sluier over toekomstige projecten zoals het pilootproject “Copefish”. Dit innoverend initiatief werd op poten gezet om een duurzame aquacultuur te ontwikkelen en om voor de aquacultuur van de toekomst het potentieel van roeipootkreeftjes (kleine kreeftjes die plankton vormen) te onderzoeken.

Dit wetenschappelijke congres heeft de huidige onderzoeken op vlak van identificatie van zeedieren van heel dichtbij geanalyseerd. De deelnemers werden getrakteerd op een variabele reeks van studies om tegemoet te komen aan de Europese eisen op vlak van traceerbaarheid en zo ook betrouwbare maar noodzakelijke commerciële eisen op te stellen ten gunste van de economische ontwikkeling van de kostbare vissector van onze vrienden uit Boulogne-sur-Mer.

 

ONZE PARTNERS :